Het recht tot strafvordering vervalt door verjaring volgens artikel 70 Wetboek van Strafrecht:
1°. in 3 jaar voor alle overtredingen;
2°. in 6 jaar voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan 3 jaren is gesteld;
3°. in 12 jaar voor de misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan 3 jaar is gesteld;
4°. in 20 jaar voor de misdrijven waarop gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld.
In afwijking van het eerste lid verjaart het recht tot strafvordering niet:
1°. voor de misdrijven waarop gevangenisstraf van 12 jaar of meer is gesteld;
2°. voor de misdrijven, kinderpornografie, verkrachting van een afhankelijke persoon, verkrachting van een jeugdige onder de 16 jaar en feitelijke aanranding van de eerbaarheid, voor zover het feit is gepleegd ten aanzien van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.