De werknemer heeft recht op vier keer 'de overeengekomen arbeidsduur per week' aan vakantie. Dit zijn de zogenaamde wettelijke vakantiedagen.
De werknemer bouwt in een jaar deze vakantiedagen op. Als de werknemer nog geen jaar werkt, worden zijn vakantiedagen naar evenredigheid berekend.
Bij een volledige baan heeft de werknemer 4x5 = 20 vakantiedagen per jaar.
De werkgever mag er geen bezwaar tegen maken dat werknemer ieder jaar de vakantiedagen opneemt waar hij minimaal recht op heeft, ook niet met een beroep op 'zwaarwegende bedrijfsbelangen'.
Volgens CAO of bij individuele arbeidsovereenkomst kunnen aan een werknemer meer vakantiedagen worden toegekend. Dit zijn de zogenaamde bovenwettelijke vakantiedagen.
Afkoop
Onderscheid maken tussen wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen is zinvol: bovenwettelijke vakantiedagen kunnen worden afgekocht en wettelijke niet, behoudens bij het eindigen van het dienstverband. Afkoop wil zeggen dat een werknemer in ruil voor opgespaarde vakantiedagen geld krijgt. Werknemer of werkgever kunnen elkaar hier niet toe verplichten.
In principe moet de werkgever instemmen met de vakantiewensen van een werknemer, maar er zijn uitzonderingen. Bijvoorbeeld in het geval een collectieve vakantie is vastgesteld, zoals de bouwvak, en indien de vakantiewens grote problemen zal opleveren voor de bedrijfsvoering. De werkgever moet uiteraard dan wel op enig ander moment vakantie geven.
Opbouw vakantiedagen tijdens ziekte
Tijdens ziekte bouwt een werknemer gewoon vakantiedagen op.
Bij het einde van het dienstverband kan de werkgever niet verplichten niet genoten vakantiedagen nog op te nemen; vakantie wordt namelijk in overleg met de werknemer vastgesteld.