Een opsporingsambtenaar mag iemand die van een strafbaar feit verdacht wordt staande houden en hem vragen naar naam, adres, geboortedatum en geboorteplaats.
De verdachte moet het staande houden dulden. Indien de verdachte zou weglopen maakt hij zich niet schuldig aan het delict “het niet opvolgen van een ambtelijk bevel” (artikel 184 Wetboek van Strafrecht). De opsporingsambtenaar kan geen bevel tot staande houden geven.