De wet vereist dat een proeftijd voor werkgever en werknemer gelijk is.
Voor contracten voor onbepaalde tijd en contracten voor bepaalde tijd voor twee jaar of langer mag een proeftijd van maximaal twee maanden worden afgesproken.
Een proeftijdbeding moet schriftelijk worden gemaakt.
Indien een arbeidsovereenkomst eerder is ingegaan dan dat zij schriftelijk is vastgelegd, kan een proeftijd niet voor een langere duur worden overeengekomen dan twee maanden na aanvang van de arbeidsovereenkomst.
In contracten voor bepaalde tijd die korter is dan 2 jaar, is de maximale proeftijd 1 maand, met dien verstande dat sinds 1 juli 2014 in contracten van een half jaar of korter géén proeftijd meer mag worden afgesproken. Bij cao kan van bovenstaande worden afgeweken.
Indien er sprake is van meerdere overeenkomsten voor bepaalde tijd kan in de opvolgende overeenkomsten geen proeftijd worden overeengekomen, tenzij de werknemer een geheel andere functie gaat vervullen.
Indien een proeftijdbeding niet voldoet aan bovenvermelde eisen is het proeftijdbeding nietig. Dit klinkt allemaal als voor de hand liggend, maar daaromtrent kunnen wel problemen ontstaan: bijvoorbeeld wanneer een proeftijd is afgesproken voor 3 maanden: is dan het gehele proeftijdbeding nietig, of geldt de proeftijd dan in ieder geval wel voor de eerste 2 maanden? Daaromtrent zijn in de jurisprudentie verschillende uitspraken te vinden.
Indien een met proeftijd overeengekomen arbeidsovereenkomst al wordt beëindigd vóór de aanvang van de overeenkomst, geldt het proeftijdbeding niet.
Kenmerkend voor de proeftijd is de mogelijkheid tot ontslag zonder opgave van redenen (tenzij om een reden wordt gevraagd) en zonder toestemming van het UWV WERKbedrijf. Ook is een werkgever tijdens de proeftijd niet gebonden aan opzegverboden (behalve in geval van bijzondere opzegverboden, zoals discriminatie/wet gelijke behandeling), en is er geen opzegtermijn.