Ouderlijk gezag omvat de rechten en plichten van ouders, om een kind te verzorgen en op te voeden.
Ouderlijk gezag is de term die we gebruiken voor ouders. Gezag is de term die we gebruiken voor anderen dan ouders. De wet noemt dat “de zorg en verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van het kind en het bevorderen van de ontwikkeling van zijn verantwoordelijkheid”. Degene met het ouderlijk gezag, is ook de wettelijk vertegenwoordiger van het kind.
In de wet staat ook (in artikel 1:247 BW) in lid 3: het ouderlijk gezag omvat de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van het kind met de andere ouder te bevorderen. In lid 4 staat dat een kind na een scheiding recht heeft op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders. Dat betekent niet dat een kind 50/50 bij de ouders moet gaan wonen.
Het ouderlijk gezag eindigt vanzelf als een kind meerderjarig wordt, ofwel de 18-jarige leeftijd bereikt. En het ouderlijk gezag eindigt ook wanneer een kind trouwt en nog geen 18 jaar oud is. Bovendien eindigt het ouderlijk gezag wanneer een ouder wordt ontheven van het ouderlijk gezag (ontheffing) of uit het ouderlijk gezag gezet wordt (ontzetting).
Wat is het verschil tussen gezag en ouderlijk gezag? Enkel “ouders” in juridische zin kunnen het ouderlijk gezag hebben. De term gezag wordt gebruikt voor mensen die niet (juridisch) ouder zijn. Ofwel: ouders met gezag hebben ouderlijk gezag. Niet-ouders met gezag hebben gezag.
Een man kan bijvoorbeeld gezag hebben samen met een moeder, over haar kind met een andere man. Indien hij al jaren, met de moeder, zorgt voor het kind, kan hij in bepaalde gevallen met gezag worden belast, tezamen met de moeder. Hij krijgt dan gezag, niet ouderlijk gezag. Hi8j is immers geen ouder.
Als ouders met ouderlijk gezag een verschil van mening hebben over een kind op het terrein van bijvoorbeeld schoolkeuze, dan kunnen zij dat voorleggen aan de rechter in een speciale procedure. Die procedure is er speciaal voor geschillen tussen ouders over de invulling van ouderlijk gezag.
In de wet is deze regeling in artikel 1:253 a Burgerlijk Wetboek opgenomen.
Aan de rechter kunnen ouders dus geschillen voorleggen in procedure betreffende bijvoorbeeld:
Voor deze procedure maakt de rechtbank (de kinderrechter) snel tijd, en plant deze procedure in principe binnen 6 weken op een zitting in.
Als men gaat scheiden, of uit elkaar gaat zonder getrouwd te zijn geweest, of wanneer een geregistreerd partnerschap eindigt, dan behoudt men vanzelf samen het ouderlijk gezag, als men dat ook had voor het eindigen van het huwelijk, de relatie of het geregistreerd partnerschap.
Indien het echter niet mogelijk is om het gezag samen uit te oefenen, dan kan de rechter worden gevraagd het gezamenlijk gezag te beëindigen. De rechter doet dat alleen als dat in het belang van het kind is, niet omdat u één van u beiden geen gezamenlijk gezag meer wil, en zelfs niet als u het daar samen over eens bent. De rechter vindt in het algemeen dat ouders het gezag samen moeten blijven uitoefenen na een scheiding. Ook vindt de rechter meestal dat die beslissing pas kan worden genomen, nadat de Raad voor de Kinderbescherming dat heeft onderzocht. De rechter zal vervolgens een beslissing nemen, en laten meewegen wat de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd.
Het is voor het krijgen van gezamenlijk gezag van erg groot belang dat men samen kan communiceren. Belangrijke zaken dienen samen besproken en ook samen besloten te worden. Informatie dient aan de ander te worden doorgegeven, zoals schoolrapporten, uitslagen van medische onderzoeken, of een kind een griepje heeft, of als een van de ouders wil verhuizen.
Doorslaggevend bij de vraag of gezamenlijk gezag beëindigd moet worden, is het door de Hoge Raad genoemde klem-criterium. Zit een kind klem tussen de ouders, of is er een onaanvaardbaar risico dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, en is niet te verwachten dat er binnen afzienbare tijd voldoende verbetering plaats vindt, dan is gezamenlijk gezag in de regel niet goed voor het kind. Dat zegt het woord klem natuurlijk al. Vaak gaat het dan om een kind dat in een loyaliteitsconflict verkeert, en tussen de ouders in zit. Omdat een kind altijd loyaal is naar beide ouders, plaatsen ouders een kind in een onmogelijke, schadelijke positie, als van een kind wordt verwacht “partij te kiezen” tussen de ouders. Het is schadelijk voor de ontwikkeling van een kind, indien een ouder, vaak zonder het zelf te beseffen, het kind betrekt in de conflicten tussen ouders.
Als er sprake is van gezag bij slechts 1 ouder, dan kan deze ouder de rechter vragen om een andere persoon dan de andere ouder ook met het gezag te belasten. Dat kan alleen in bepaalde gevallen, en de andere ouder kan er natuurlijk bezwaar tegen maken. De andere ouder kan er ook verweer tegen voeren. Er zijn voorwaarden aan verbonden, zoals:
Jaren geleden werd na een echtscheiding de ene ouder met de voogdij belast, en de andere ouder met de “toeziende” voogdij. Dat bestaat tegenwoordig niet meer. De toeziende voogd kon weinig meer dan toezien, de voogd had de beslissingsbevoegdheid. Dat is niet meer van deze tijd. Tegenwoordig geldt de Wet bevordering voortgezet ouderschap na echtscheiding. Op grond van deze wet is het uitgangspunt een gelijkwaardig ouderschap na echtscheiding. Beide ouders zijn even belangrijk, en hebben evenveel rechten. Ze zijn gelijkwaardig aan elkaar. De term voogdij wordt tegenwoordig alleen nog gebruikt voor situaties waarin er geen ouderlijk gezag of gezag (door een niet-ouder) over een kind wordt uitgeoefend.
Iedere rechtbank is aangesloten bij het Centraal Gezagsregister. Daarin wordt vastgelegd wie het gezag over een kind heeft. In het gezagsregister wordt het ook geregistreerd, als een kind onder toezicht staat of heeft gestaan (OTS).
In het geval er zorgen bestaan over uw kind, zoals over de ontwikkeling van uw kind, dan kan de Raad voor de Kinderbescherming de rechter verzoeken om uw kind onder toezicht van een gezinsvoogdij-instelling te laten stellen. Een onder toezicht stelling heeft grote gevolgen, zoals ten aanzien van uw ouderlijk gezag.
Soms wordt er nog verder ingegrepen in uw ouderlijk gezag, met een uit huis plaatsing. Dat kan voor kortere tijd, maar ook voor langere tijd.
Een ondertoezichtstelling kan ook plaatsvinden zonder dat u eerst op een zitting bij de rechter uw mening heeft kunnen geven, namelijk in het kader van een voorlopige onder toezicht stelling (een VOTS, die voor maximaal 3 maanden geldt). Dan is er eerst een uitspraak van de rechter, bij wege van een noodmaatregel, en dan wordt zeer snel daarna alsnog de zitting gehouden. Natuurlijk wordt in principe altijd eerst een zitting gehouden, waarin de ouders kunnen vertellen aan de kinderrechter, wat zij willen en vinden.
TIP: deze maatregelen zijn zeer ingrijpend, en u dient het niet licht op te vatten als de Raad voor de Kinderbescherming u meldt dat er mogelijk een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing volgt. De rechter is het namelijk vaak eens met een deskundige partij als de Raad voor de Kinderbescherming. Schakel dus een gespecialiseerde advocaat in, om u te vertegenwoordigen bij de rechter.
Datzelfde is het geval bij een spoed-uithuisplaatsing. Dan is er een beslissing genomen, in de vorm van een machtiging die de kinderrechter verleent aan de gezinsvoogdij-instelling, zonder een zitting waar naar de ouders wordt geluisterd, en wordt heel snel daarna naar de ouders geluisterd in een zitting. Dat kan nu eenmaal niet anders: als kinderen mogelijk in gevaar zijn, moet er soms direct worden gehandeld, om er in ieder geval voor te zorgen dat kinderen veilig zijn. Dat wordt genoemd “dringend en onverwijld noodzakelijk”. Binnen een heel korte tijd daarna, wordt er dan een zitting gehouden waarin alle betrokkenen hun mening kunnen geven. Zo nodig wordt de eerdere beslissing direct teruggedraaid. In de tussentijd verblijven de kinderen dan in een zogeheten crisispleeggezin (waar kinderen in de regel slechts voor een relatief korte duur blijven, en worden opgevangen door mensen die daarvoor opgeleid zijn) of in een netwerk-gezin. Het woord netwerk zegt het eigenlijk al: dat is uw eigen netwerk, met in de regel mensen die ook de kinderen kennen, zoals een oma.
Sommige ouders kunnen niet voor hun kind zorgen. Als een ouder zijn/haar kind niet kan verzorgen en opvoeden, kan er een ontheffing van het gezag worden uitgesproken door de rechter. In de regel krijgt een gezinsvoogdij-instelling dan het gezag over het kind, en het kind zal dan niet meer bij de ouders blijven wonen, maar bijvoorbeeld bij een pleeggezin. De ouders raken dan ook hun beslissingsbevoegdheid kwijt over het kind.
Bij ernstige verwaarlozing of mishandeling, kan men door de rechter uit het ouderlijk gezag worden ontzet. Een ontzetting is zwaarder dan een ontheffing, en meestal gebeurt dit niet vrijwillig. Net als bij ontheffing gaat het gezag bij een ontzetting meestal over naar een gezinsvoogdij-instelling. Ook hier gaat een kind in bijvoorbeeld een pleeggezin wonen, en raakt de ouder de beslissingsbevoegdheid kwijt.
TIP: bij alle procedures waarmee in uw ouderlijk gezag wordt ingegrepen, zoals onder toezicht stelling, uit huis plaatsing, ontheffing en ontzetting, dient u zich goed te laten voorlichten door een deskundige advocaat
In het geval een kind onder toezicht is gesteld, kan het voorkomen dat u een meningsverschil heeft met uw gezinsvoogd. De gezinsvoogd is degene die feitelijk de onder toezichtstelling vorm geeft.
Sinds 1 januari 2015 is er in de wet (in artikel 1:262 b Burgerlijk Wetboek) een geschillenregeling opgenomen. Deze komt er op neer dat men een geschil met de gezinsvoogd over de uitvoering van de OTS kunt voorleggen aan de rechter. Natuurlijk moet u het eerste bespreken met de gezinsvoogd.
Alleen de volgende personen kunnen een dergelijk geschil aan de rechter voorleggen in deze procedure:
Het kan volgens de wettekst gaan ‘over geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen’.
Uitgezonderd zijn gedragingen van een uitvoerder van de maatregel of jeugdhulp waarvoor een klachtenregeling is.
Deze procedure kunt u alleen met een advocaat aanhangig maken, die met een verzoekschrift het geschil kan voorleggen aan de rechter.
De kinderrechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Hij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.
Er wordt verwacht dat met name pleegouders gebruik zullen maken van deze regeling.