Artikel 170 lid 2 Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de rechter-commissaris in het bijzonder belast is met de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden met betrekking tot het opsporingsonderzoek.
Dat gebeurt ambtshalve in door de wet bepaalde gevallen, of op vordering van de Officier van Justitie of op verzoek van de verdachte of diens raadsman.
Artikel 132 a Wetboek van Strafvordering omschrijft opsporing als “onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de Officier van Justitie, met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen”.