Op 1 oktober 2010 trad de Wet kraken en leegstand in werking. In deze wet staat dat gekraakte panden kunnen worden ontruimd.
Op grond van artikel 2 van de Politiewet en artikel 124 RO namen politie en OM voor de inwerkingtreding van de Wet kraken en leegstand aan, dat zij de krakers mochten ontruimen, bijvoorbeeld op grond van huisvredebreuk. Op 9 oktober 2009 besliste de Hoge Raad dat dit niet mocht: voor strafrechtelijke ontruiming was geen – toereikende – wettelijke basis in de Politiewet en Wet RO. Krakers hebben een woonrecht ofwel huisrecht (artikel 12 Grondwet en artikel 8 EVRM). Huiseigenaren dienden dus naar de civiele rechter te gaan, om een kraker uit de woning te krijgen.
Met de Wet kraken en leegstand werd beoogd wel een wettelijke basis te creëren. In deze wet was immers wel een wettelijke basis gelegd voor strafrechtelijke ontruiming, omdat kraken strafbaar werd gesteld. Ook was de duur van de leegstand niet meer relevant.
Op 28 oktober 2011 deed de Hoge Raad hier echter een uitspraak over, die de mogelijkheden van de Wet kraken en leegstand flink inperkte. De Hoge Raad oordeelde dat krakers in beginsel pas mogen worden ontruimd, als zij hun zaak hebben kunnen voorleggen aan de rechter. Dit is een gevolg van Europese rechtspraak van het EHRM, waarin is uitgemaakt dat het ontruimd worden een gedwongen verlies van je huisrecht oplevert. Bovendien is een ontruiming onomkeerbaar. Dit alles weegt dermate zwaar, dat krakers de ontruiming moeten kunnen laten toetsen door de rechter, voordat er ontruimd wordt. De ontruiming moet dus aangekondigd worden aan de krakers.