Als contractspartijen afspraken maken, wordt soms afgesproken dat er een boete moet worden betaald, als men zich niet aan de afspraken houdt.
Vaak vindt de partij die wordt aangesproken tot betaling van een boete, de boete onredelijk, en te hoog. Die partij zal dan het standpunt innemen dat de boetebepaling dient te worden vernietigd, dan wel dat de boete dient te worden gematigd. In de wet staat in artikel 6:94 Burgerlijk Wetboek dat “de rechter op verlangen van de schuldenaar, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, de bedongen boete kan matigen”.
In de uitspraak van de Hoge Raad van 27 april 2007 wordt duidelijk in welke gevallen de Hoge Raad vindt dat een boete kan worden gematigd door de rechter.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2007:AZ6638
De Hoge Raad heeft bepaald dat matiging aan de orde kan zijn als de boete buitensporig is (in verhouding tot de werkelijke schade), aldus in strijd met de redelijkheid en de billijkheid en onaanvaardbaar.
Dat alleen is niet voldoende. De rechter moet ook rekening houden met
Het komt er dus op aan, of er sprake is van bijzondere omstandigheden, waardoor inroeping van het boetebeding tot een buitensporig (aldus: onaanvaardbaar) resultaat leidt.
De rechter zal een overeengekomen boete niet snel matigen. In die lijn heeft ook de rechtbank Rotterdam op 12 november 2012 een uitspraak gedaan http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2012:BY4752
In die zaak heeft de rechter bepaald dat de boete voor de te late huurbetalingen wel betaald moest worden:
“De kantonrechter ziet geen aanleiding voor matiging van de boete. [eisers] heeft haar beroep daarop ook op geen enkele wijze onderbouwd”.
Echter, ter zake de boetebepaling, gesteld op het niet overleggen van een bankgarantie door de huurder, heeft de rechter besloten tot matiging:
“5.15 [eiseres] heeft verzocht om matiging van de op grond van artikel 12.6 opeisbare boete, gelet op alle omstandigheden van het geval. Hoewel de kantonrechter terughoudend dient te zijn in zijn bevoegdheid tot matiging van de boete, ziet de kantontrechter daar in het onderhavige geval aanleiding toe, gelet op de verhouding tussen de hoogte van de maandelijks verschuldigde huurtermijn (€ 3.725,33) en de hoogte van de boete (per maand ongeveer € 7.500,00). Nu er vanaf 23 april 2012 tot heden reeds zeven maanden zijn verstreken zou een strikte toepassing van het betreffende boetebeding naar het oordeel van de kantonrechter leiden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat. De kantonrechter zal daarom overgaan tot matiging van de boete. Gelet op de aard van het beding (zekerheid) en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen zal die matiging echter beperkt blijven, nu [eisers] naar het oordeel van de kantonrechter verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter acht het in de gegeven omstandigheden redelijk om de boete berekend tot heden te matigen tot € 20.000,00 (hetgeen een matiging van ongeveer 60% betekent) en voor iedere dag na de datum van de uitspraak van dit vonnis dat [eisers] in gebreke blijft met voldoening van de op grond van artikel 12.1 op haar rustende verplichting, de volledige contractuele boete van € 250,00 per dag toe te wijzen, een en ander zoals hierna bepaald”. Hier meent5 de rechter dat er sprake dient te zijn van een matiging van de boete, gezien de verhouding tussen de hoogte van de maandelijks verschuldigde huurtermijn (€ 3.725,33) en de hoogte van de boete (per maand ongeveer € 7.500,--). Er volgt een matiging van ongeveer 60 %.
In diezelfde lijn is ook door het Gerechtshof Leeuwarden-Arnhem op 8 september 2015 een uitspraak gewezen, waarin de boete werd gematigd.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2015:6637
Daarin was sprake van een in de algemene voorwaarden opgenomen boetebeding van € 300,-- per maand, en een huurprijs van € 1.250,--. Het Gerechtshof heeft geoordeeld dat het beroep van de verhuurder op het boetebeding in de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Het Hof overwoog:
“2.8 Naar het oordeel van het hof leidt onverkorte toepassing van het boetebedrag onder de hiervoor vermelde omstandigheden tot een buitensporig en daardoor onaanvaardbaar resultaat. Er is sprake van een wanverhouding tussen de wettelijke schadevergoeding vanwege het uitblijven van de betaling van de huurprijs en het op grond van het boetebeding verschuldigde bedrag, dat ruim 25 maal zo hoog is, zeker nu de periode waarover de boete is verschuldigd niet is gelimiteerd. Gesteld noch gebleken is dat partijen deze wanverhouding hebben beoogd. De wanverhouding is het gevolg van het feit dat in de algemene voorwaarden is gekozen voor een vast boetebedrag. Het effect daarvan is dat juist bij relatief lage huurprijzen, zoals hier, het effect van de boete het sterkst is. Nu het boetebedrag ook niet in tijd is gelimiteerd, kan de wanverhouding tussen boete en schade slechts gedeeltelijk worden gerechtvaardigd door het karakter van de boete als prikkel tot tijdige nakoming. Onder deze omstandigheden eist de billijkheid klaarblijkelijk dat de boete wordt gematigd.
2.9 Het hof zal de boete, behoudens voor de eerste periode, matigen tot het in artikel 18.2 van de algemene voorwaarden vermelde percentage van 2% per maand, welk percentage nog aanzienlijk hoger is dan het percentage van de wettelijke handelsrente.”
Het Gerechtshof verwijst in die uitspraak naar de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 23 september 2014.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2014:7343
Daarin heeft het Hof bepaald dat een in algemene voorwaarden opgenomen boetebepaling dient te worden gematigd, om de volgende redenen:
“2.7:
2.8:
Naar het oordeel van het hof leidt onverkorte toepassing van het boetebedrag onder de hiervoor vermelde omstandigheden tot een buitensporig en daardoor onaanvaardbaar resultaat. Er is sprake van een wanverhouding tussen de wettelijke schadevergoeding vanwege het uitblijven van de betaling van de huurprijs en het op grond van het boetebeding verschuldigde bedrag, dat ruim 25 maal zo hoog is, zeker nu de periode waarover de boete is verschuldigd niet is gelimiteerd. Gesteld noch gebleken is dat partijen deze wanverhouding hebben beoogd. De wanverhouding is het gevolg van het feit dat in de algemene voorwaarden is gekozen voor een vast boetebedrag. Het effect daarvan is dat juist bij relatief lage huurprijzen, zoals hier, het effect van de boete het sterkst is. Nu het boetebedrag ook niet in tijd is gelimiteerd, kan de wanverhouding tussen boete en schade slechts gedeeltelijk worden gerechtvaardigd door het karakter van de boete als prikkel tot tijdige nakoming. Onder deze omstandigheden eist de billijkheid klaarblijkelijk dat de boete wordt gematigd.
2.9:
Het hof zal de boete, behoudens voor de eerste periode, matigen tot het in artikel 18.2 van de algemene voorwaarden vermelde percentage van 2% per maand, welk percentage nog aanzienlijk hoger is dan het percentage van de wettelijke handelsrente. Over de periode tot en met 31 mei 2010 zal het hof de boete matigen tot € 1.500,- over de maand januari, € 1.200,- over de maand februari, € 900,- over de maand maart, € 600,- over de maand april en € 300,- over de maand mei 2010, in totaal derhalve € 4.500,-. Het hof gaat er daarbij vanuit dat eind mei 2010 wel duidelijk was dat [appellante], ondanks de boete, niet wilde betalen, zodat het boetebeding in elk geval toen het beoogde effect als prikkel tot tijdige nakoming had verloren.
Geconcludeerd kan worden dat contractueel bedongen boetebepalingen niet in alle gevallen onverkort worden toegepast door de rechter. In bepaalde gevallen wordt de boete door de rechter gematigd, soms voor een aanzienlijk deel. Hoe sterk staat u? Vraag advies van een gespecialiseerde advocaat.